TEKST MARCEL SEELEN, LEERKRACHT KLAS 7 WALDORF UTRECHT
Aan het einde van elk schooljaar, krijgt de leerling een getuigschrift mee, waarin door de klassenleraar ook een beeld wordt gegeven, soms in de vorm van een gedicht, soms gewoon in proza. Waarom doen we dat eigenlijk?
‘De meester denkt alleen maar slecht over me!’ Kwaad kwam hij thuis. Het was aan het einde van het schooljaar, de zomervakantie brak aan, maar hij gooide die middag bij thuiskomst zijn getuigschrift op de keukentafel en rende stampend de trap op, naar zijn kamer. Zijn moeder bleef alleen achter met de volle pot thee. Wat was er gebeurd?
Koning Leeuw
De meester van de 7e klas had voor elke leerling uit zijn klas een karakterschets geschreven, en deze keer had hij voor iedereen een dier gekozen. Voor Cas kwam het beeld direct op. Hij was de koning van de klas en werd daarom de leeuw. In een beeld werd beschreven, geïnspireerd op het Middelnederlandse verhaal over Reinaert de Vos, hoe Koning Leeuw met Pinksteren de jaarlijkse Hofdag hield en zijn onderdanen raadpleegde. Naast de adviezen die Koning Leeuw gaf, kreeg hij echter ook een lastige vraag te beantwoorden. “Als hij zo machtig was, waarom gebruikte hij dan zo vaak zijn harde nagels in de omgang met de andere dieren? Dat joeg hen angst aan! Hij had toch overwicht genoeg? Die pijnlijke klauwen hoefde hij echt niet te gebruiken!” Grommend had Koning Leeuw dat eerst ontkend, maar toen beschaamd geantwoord, dat hij daarover zou nadenken. Zo werd Cas gespiegeld. De leider van de klas, de woordvoerder van alle kinderen, het vanzelfsprekende middelpunt van elk kringgesprek maar ook een pester, die medeleerlingen, vooral de zwakken, genadeloos kon kwetsen. Vandaar die klauwen. Protocollen helpen in zo’n geval nooit. Al zijn er genoeg klaslokalen te vinden, waarbij leerlingen met een bordje naast de deur dagelijks herinnerd worden aan de schoolregels, waaronder ook: we pesten niet op deze school. Niemand die dat leest, natuurlijk, niemand die zo’n ingelijst voorschrift serieus neemt. Want opvoeden gaat niet via het hoofd, maar werkt van hart tot hart. Pestprotocollen zijn het behang in het lokaal, ze ogen geruststellend, dekken toe, maar hebben verder geen enkele functie.
Het getuigschrift, een kiem
Rudolf Steiner werd in 1922 door professor Mackenzie uitgenodigd om te komen spreken op een wetenschappelijk congres in Oxford. Steiner sprak echter geen vreemde talen, zou dus voor het excellente Engelse gehoor – met onder andere de minister van onderwijs en de rector van de universiteit van Oxford – in het Duits spreken, maar een vertaler bood tijdens de negen voordrachten uitkomst. Steiner was in die jaren geen uitzondering. Zo sprak ook Maria Montessori over haar pedagogiek in welluidende Italiaanse volzinnen, op Amerikaans grondgebied. Vol vuur sprak Steiner over de allereerste, in 1919 opgerichte vrijeschool in Stuttgart, en geen programma met principes lag aan deze nieuwe pedagogiek ten grondslag, aldus Steiner, maar vruchtbare kiemen, die hij plantte in de harten van de leraren van het eerste uur. Zo’n kiem was het getuigschrift. De leerlingen werden wel beoordeeld, maar niet in cijfers. Met milde spot stak Steiner de draak met scholen die werkten met cijfers tot achter de komma. Hoe modern klinken die woorden in deze jaren, waarop steeds meer studies verschijnen over de desastreuse werking van cijfers in het onderwijs. Denk aan het recente werk van Elffers (‘De Bijlesgeneratie’) en Blauw (Het bestverkochte boek ooit: ‘Hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden’). Maar Steiner biedt niet alleen kritiek, hij reikt ook een alternatief aan. Hij vertelt over het getuigschrift, dat is: ‘… als een kleine biografie, als een korte kenschets van de ervaringen die men in en buiten de klas in de loop van het jaar met het kind heeft gehad. Op de vrijeschool hebben wij zelfs ervaren, dat men in dit spiegelende getuigschrift scherpe kritiek kan uitoefenen: de kinderen nemen het met tevredenheid op. Daarnaast maken wij voor elk kind afzonderlijk een kernachtige spreuk. Die schrijven wij in het getuigschrift. Die zal een richtsnoer moeten vormen voor het gehele komende schooljaar. Wij verbinden dus het verleden met de toekomst…’
‘Met milde spot stak Steiner de draak met scholen die werkten met cijfers tot achter de komma’
Beelden vertellen bijzonder veel
Sindsdien werken we met beelden in ons onderwijs. Een vruchtbaar idee voor een school met een pedagogische opdracht. Want beelden vertellen in enkele woorden bijzonder veel. Er zijn boeken vol geschreven over de houding van de puber, maar het beeld van de dichter Ed Leeflang vat beknopt en onvergetelijk alles samen: ‘Ze schoppen tegen de dagen als tegen vuilniszakken.’ De argeloze houding van pubers
wordt geschetst, ze slenteren kennelijk lusteloos op straat, waar de ‘vuilniszakken’ op de stoep staan, het verzet klinkt erin door (‘schoppen’) en ook de beleving van de nutteloze dagen wordt en passant gesuggereerd (‘vuilniszakken’ bevatten immers afval). Wat een beeld vermag! Steiner reikte met zijn mensbeeld veel beelden aan, die in de pedagogiek bruikbaar zijn. Je kunt daarbij denken aan bijvoorbeeld de vier temperamenten, waarbij voor elke kwaliteit ook een van de vier elementen – water, vuur, aarde, lucht – past en bijvoorbeeld ook een specifieke boom. Voor het cholerische kind: het element vuur en de eik. Sprekende beelden zijn dat. Aan het vuur van het cholerische kind kun je je warmen, maar ook branden! Hij is, wat de boom betreft, als een eik, breed van omvang stevig geworteld in de aarde, daar loop je niet zomaar omheen. Voor een leerling is een beeld in het getuigschrift dus een spiegel. Hij ontwikkelt er een zelfbeeld door. Maar het is geen doel op zichzelf. Dat vergeten we wel eens, zo tevreden zijn we, als we voor alle leerlingen uit onze klas een treffend beeld hebben gevonden. Na de zomervakantie vraagt het ook om reflectie. Laat bijvoorbeeld de beelden door de leerlingen voorlezen in de kring, en bespreek ze met elkaar. Dat is een onmisbaar vervolg. Het beeld is een pedagogisch instrument, niet louter een mooi plaatje! Doe er dus iets mee.
‘Want opvoeden gaat niet via het hoofd, maar werkt van hart tot hart’
In de warmte van de relatie, kan een beeld zich plots openbaren
Het beeld dat je de leerling aanreikt, heeft ook nog een andere functie. Want bij veel kinderen komt er natuurlijk niet zomaar een beeld naar boven. Je gaat dus beter naar het kind kijken, letten op zijn handdruk, zijn looppas, zijn leerstijlen, zijn hele doen en laten probeer je te volgen, om op een spoor te komen. Omdat je de leerling een beeld wilt meegeven, ga je op zoek, wordt er geworsteld, gesproken en navraag gedaan, waardoor de band intensiever, wellicht inniger wordt, door alle pogingen die je dagelijks doet. In die warmte van de relatie, kan een beeld zich dan plots openbaren. Zonder die warmte, laat een leerling zich niet kennen! Het getuigschrift met het beeld is van belang, want je wenst, dat elke leerling een stap maakt in zijn ontwikkeling. Cas heeft die zomer zo nu en dan in stilte zijn getuigschrift gepakt en zijn beeld over de leeuw herlezen. Zijn moeder merkte dat op, liet hem verder begaan, sprak er niet over. Op de eerste schooldag van de 8e klas zei Cas bij het ontbijt: ‘Mam, over die leeuw met die klauwen. Ik houd voortaan mijn nagels ingetrokken.’ In de klassengesprekken die we in de eerste weken van de toenmalige 8e klas voerden, over alle beelden uit de getuigschriften, werd de beslissing van Cas door de klas beaamd: Cas was geen kwelgeest meer!
OPENINGSBEELD ALBRAECHT DÜRER